Vlag en Wapen

Wapen

Achlum is een “groen dorp. In het midden ligt het Vierkant, het kaatsveld. Er staan veel bomen en om het dorp liggen groene weilanden. Daarom is de hoofdkleur groen.

De gouden schuinbalk is “de Slachte. De beschermende zeedijk die ook wel “de Gouden Hoep genoemd wordt.

De kromstaf in het midden, is een herinnering aan het klooster en is een atribuut van de naamgeefster van de kerk; St Gertrudis.

De Achlumer dakpannen hebben een hele bijzondere vorm.

Het Maria of Angelus klokje vertegenwoordigd het klooster en de kerk. Later is het gebruikt bij de dakpannenfabriek om de werktijden aan te geven, maar ook om te luidden bij brand, waardoor het tevens verwijst naar de assurantiemaatschappij “Achlum.

Het wagenwiel komt uit het wapen van de adelijke familie van Offenhuysen. Tevens is Achlum al eeuwenlang een agrarisch dorp. Tegenwoordig staat het voor de vele vrachtwagenchauffeurs die het dorp telt.

Vlag

Het groene vlak staat voor het “Vierkant” en de groene weilanden om Achlum.

De gele baan in het midden staat voor “de Slachte”, de waterkering die ook wel de “Gouden Hoep” genoemd wordt. Hij is aan de linkerkant groen, omdat hij als een groen lint door de omgeving loopt en overgaat in de groene dijk (het onverharde deel richting Tzum).

De gele vierkanten staan voor de vruchtbare kleigrond, die in meerdere opzichten belangrijk voor Achlum is en was.

Het klokje is rood. Waarom? Het Mariaklokje staat hier voor drie dingen: 1. Het vertegenwoordigt de kerk en het klooster; 2. Het is een symbool voor de brandverzekering “Achlum” (als er brand is “kraait de rode haan”); 3. Deze klok heeft gediend bij de fabriek waar men o.a. de rode dakpannen maakte.

Het wagenwiel staat voor de boerenwagen, die meestal groen van kleur was met rode wielen. Hij komt voor in het wapen van de adelijke familie van Offenhuysen. Tegenwoordig staat het ook voor de vele vrachtwagenchauffeurs die het dorp telt.

Achtergrond informatie

De vlag en het wapen zijn ontworpen door: J.C. Terluin, lid van de Fryske Rie foar Heraldyk.

Achlum is een bijzonder dorp. In het midden ligt een rechthoekig gebied dat praktisch onbebouwd is, dat wordt het Vierkant genoemd en het is nu grotendeels in gebruik als kaatsveld. Op dit terrein heeft een tijdlang een priorij gestaan (dat is een onderdeel van een klooster) gebouwd in 1260 en bewoond door nonnen. Het hoorde bij het Ludingaklooster vlakbij Harlingen op Koetille. In 1530 kwamen de monniken van het klooster Ludingakerke in Achlum, nadat hun klooster was verwoest. De priorij werd op zijn beurt weer verwoest door de geuzen in 1572.

De kerk staat op een hoge terp en was in de middeleeuwen gewijd aan St. Gertrudis, de beschermheilige van katten, reizigers, armen en beschermster tegen muizen en de koorts. De oude zadeldaktoren is vervangen door een spits. Vroeger hebben op het kerkhof in een klokkenstoel drie klokken gehangen, waarvan de kleinste de “Mariaklok” werd genoemd. Deze heeft een tijdlang dienst gedaan bij de dakpanfabriek bij het dorp om de arbeidstijd aan te kondigen en om te luidden bij brand. Na een lange tijd in het Martenamuseum in Franeker te hebben gestaan, is de klok nu weer terug in de Hervormde kerk in Achlum.

Door het dorp loopt een oude waterkering; de Slachte. Een dijk van 42 km die van Oosterbierum naar Raard loopt.

Ten noorden van het dorp stond een stins op een terp (op de plek Herbayumerweg 3, waar nu de familie de Vries woont). Daar woonde de adellijke familie van Offenhuysen. Zo leefde er omstreeks het jaar 1019 een Johannes van Offenhuysen. In 1578 woonde Frederick van Offenhuysen daar, hij was een tijdje grietman van Franekeradeel en heeft Caspar du Robles geholpen met het versterken van de zeedijk. Zijn naam staat op het gedenkteken “de Stenen Man”. De familie Offenhuysen is thans uitgestorven. Het wapen van deze familie vertoonde een wagenwiel en een gouden ster. http://www.vandervelde.net/achlum/families/offenhuysen.htm

In 1811 werd de assurantiemaatschappij “Achlum” opgericht door Ulbe Piers Draisma. Pas in de 20e eeuw werd het kantoor naar Franeker overgebracht, na een aantal overnames is het nu Achmea. In 1829 richtte Ulbe Piers Draisma samen met zijn werknemer Foppe de Vries, de dakpannenfabriek van Achlum op. De Achlumer dakpan was overal bekend. Deze was niet zoals de normale dakpan met een holle en bolle kant, maar plat. Vaak ook geglazuurd. In 1951 is de fabriek, die vlakbij de molen aan de vaart stond tussen Achlum en Hitzum, opgebrand.

De kleigrond rondom Achlum wordt niet alleen gebruikt voor akkerbouw, maar ook voor het maken van aardewerk. De dakpannenfabriek maakte er dakpannen van en Tichelaar, de Makkumer aardewerk fabriek gebruikt ook nu nog de klei van Achlum/ Sopsum voor zijn producten.